Je bent zeven jaar. Toen je twee was, ben je vanuit China naar Nederland gevlogen. De laatste paar maanden in China heb je in een tehuis gewoond. Met een lieve verzorgster, een soort moeder. Wat er daarvoor met je gebeurd is, weet niemand. Dat weet alleen jij. In ieder geval kon je moeder niet voor jou zorgen. Dat is wel bekend. Dit feit op zich is al verdrietig genoeg. In Nederland moet je niet alleen wennen aan jouw nieuwe papa en mama, broer en andere familie, ook onderga je verschillende operaties. Je gaat ziekenhuis in en uit. Jouw fysieke beperkingen zijn zodanig dat je er nu, op je zevende, nog regelmatig komt.
En jij? Je ligt bij mij op de behandelbank. Je lacht en kletst. Over school, over logopedie. Je vertelt welke letters je al kunt schrijven. Dat je hard hebt geoefend om de ‘K’ te zeggen en dat de ‘T’ nu eindelijk lukt. Je praat over je zwemles en dat je zo vroeg je bed uit moet om naar deze les toe te gaan, terwijl je bed heerlijk warm is en je nog zo lekker ligt. Ook vertel je dat je niet zo goed kunt doorslapen en elke avond heel laat alweer wakker bent. En dat veel dingen moeilijk zijn. Welke dingen dat zijn weet je niet.
Jouw mama vertelt dat veel mensen vinden dat het goed met je gaat. Omdat je altijd lacht, veel vriendjes hebt en gewoon lekker mee doet. Zij twijfelt, net als jouw papa. Gaat het echt wel goed? Als baby heb je uren gehuild. Waarom word je elke avond wakker? Waarom heb je buikpijn? Hoe komt het dat de letters uitspreken nog niet zo goed lukt ook al doe je heel hard je best.
Samen gaan we aan de slag om te kijken hoe we de moeilijke dingen voor jou makkelijker kunnen maken. Je lijf vertelt dat je je zorgen maakt. Zorgen om je China-mama. Waar zal ze zijn? Hoe zal het met haar gaan? Ook laat je lijf zien dat je wel eens bang bent. Bang om weer in de steek gelaten te worden. En dan vertelt je lijf iets dat bijna niemand weet. Het geeft aan dat je zo boos kunt zijn. Heel diep vanbinnen zit er een onmacht, zo groot. Weggestopt, uit een (onbewuste) overlevingsstrategie. Want wat gebeurt er als jij je boosheid laat zien? Mag je dan nog bij deze papa en mama blijven? Vinden opa en oma je dan nog wel lief.
Via je voeten en je handen integreren we jouw overlevingsreflexen. Je moeder en ik werken ieder aan een kant van je lichaam. We laten je lijf voelen dat het tot rust mag komen. We laten voelen dat het gevaar is geweken en dat je nu mag en kan ontspannen in je denken-je voelen-je doen.
Jij wordt steeds stiller, maakt smakkende babygeluidjes, geeuwt en zegt telkens weer: ‘zooooo….dit is lekker zeg’. Je moeder en ik raken erdoor ontroerd. Worden geraakt door dat wat we zien en voelen gebeuren onder onze handen.
Jij grote, kleine, dappere man van zeven. Je hoeft niet altijd vrolijk te doen, wanneer je bang bent vanbinnen. Je mag gaan laten zien wat je echt voelt en denkt. Dat geeft rust en zorgt ervoor dat je lijf kan herstellen waardoor de dingen makkelijker zullen gaan. Wat je hiervoor nodig hebt is vertrouwen. Vertrouwen in ‘dat het echt zo mag gaan’. Je ouders geven je dit al. Laten dit dagelijks aan je merken. Je lijf heeft nog de tijd nodig om dit echt te geloven. Jouw autonome zenuwstelsel, jouw overlevingssysteem, heeft te lang op ‘aan’ gestaan en te lang hard voor jou gewerkt. Het kan zelf de ‘uit-stand’ niet meer vinden en niet zelf resetten.
Samen met je ouders gaan jullie hieraan werken. Elke avond gaan ze jou, jouw lijf en jouw overlevingssysteem, laten ervaren hoe je in de ontspanning kunt komen. Laten voelen hoe het is om veiligheid en rust te ervaren in je hoofd, je buik, je benen. In alles wat van jou is. Dat het gaat lukken daar heb ik vertrouwen in. Hoe lang je nodig hebt, dat weet alleen jij en mag jij zelf bepalen. Neem de tijd. Het kan en het mag.
Lieve grote, kleine, dappere man, het was een feestje om met je te werken.
Diep respect voor jou.
Carla van Wensen
www.carlavanwensen.nl