Mijn hoofd heeft teveel te vertellen, over trauma en hechtingsproblematiek

Als jij er bent voelt het als een feestje. Je maakt grapjes, lacht en kletst. Je vertelt over thuis en school. Zittend op de stoel wapperen je handen en zwaaien je voeten, terwijl je lachend vertelt over jouw moeder die minder flatteus is gevallen in de douche. Zittend op diezelfde stoel omklemmen jouw voeten de stoelpoten en pakken je handen de zitting als je vertelt over schoolkamp waar je een spooktocht moet gaan doen. In één adem vertel je daarna dat je geen zin hebt om naar groep 8 te gaan. Je lijf verstart en drukt tegen de stoelleuning. Je hapt naar lucht en zonder werkelijke pauze te nemen verander je het onderwerp weer naar je moeder. Over de lol die jullie samen hadden om een grappige opmerking van je vader. Je voeten zwaaien weer vrolijk in de rondte. Je handen slaan op je benen van de pret. Zo lijkt het.

 

Ik vraag of je zin hebt om bij mij op de behandelbank te komen liggen. Dat zie je wel zitten en terwijl je erop klimt, vertel je dat je je afvraagt waar je ouders in China zullen zijn. Dat je daar opeens vaker aan moet denken. Het lukt je niet om rustig te liggen. Je hoofd weet teveel te vertellen, zeg je.

 

Je vindt het prima als ik je aanraak. Het samen ‘spieren trainen’ op de bank zelfs wel leuk. Ik kijk naar jou, tast je lijf af op zoek naar dat ene sleutelgebied dat je rust kan brengen. Je voetzolen, je handpalmen, je borstbeen; het is nog niet dat wat ik wil vinden. Je gelach, continue geklets en jouw regelmatig stokkende ademhaling vertellen mij dat ik nog niet op het juiste pad zit. Het geeft aan dat je intern op de vlucht bent en af en toe in een ‘freeze-moment’ belandt, als ik je raak via een woord of een fysieke aanraking. Het brengt herinneringen bij je omhoog. Er is veel dat nog te bedreigend voelt.

 

En dan opeens is het stil. Je gaapt. Ik vraag je om tóch tegendruk te blijven geven met je arm en je been. Het zelfde doen we aan de andere kant van je lijf, met je andere been en arm. Je gaapt nog meer. Wrijft eens wat in je ogen. Je moeder is erbij komen staan. We doen de oefening nu samen. Ieder aan een zijde van je lichaam. Jij verstilt, zoekt fysiek contact met je moeder en je moeder met jou.

 

Na een tijdje vraag ik je of het anders is dan toen je binnen kwam. Je antwoordt bevestigend en knikt ‘ja’. ‘Hoe merk je dat?’ is mijn vervolg vraag waarop jij antwoord: ‘Mijn hoofd weet niets meer te vertellen’.

 

Reflexintegratie en ‘Kind in evenwicht’: verwondering, ontroering, puur.

 

Carla van Wensen

 

Delen op: