Jij, 8 jaar. Stoer, sportief en watervlug.
Je bent nooit stil, zit nooit stil. Je jonge brein is één grote associatiemachine. Het zit overvol met niet-leuke herinneringen. Herinneringen aan gebeurtenissen die te verwarrend waren om in ene te verwerken. Of te heftig. Het werkt verstorend op alles wat er in jouw leventje gebeurt. Het maakt dat je alert bent, en niets je ontgaat. Het maakt dat elke lichaamscel van jou in actie is. Continu. Ook als je slaapt. Elk geluid, elke lichtstraal, elk zuchtje wind maakt je wakker. Het zorgt ervoor dat je direct op ‘aan’ gaat om te scannen of er sprake is van gevaar of dreigend gevaar.
Emmers vol met liefde heb je nodig. Liters waardering, goedkeuring, erkenning, aanmoediging of bewondering worden aangeleverd en neem je gulzig tot je. Deze vormen van liefde ontvang je in de vorm van gesproken taal, liefdevolle aanraking en omhelzingen. Je ontvangt het en het stroomt direct weer uit je weg. De pijlers die jouw bodem stevigheid moeten bieden ontbreken. Het maakt dat je fundament barst en de opgeslurpte liefde door de scheuren verdwijnt. Het maakt je wankel, angstig, onzeker en heel alert.
Ook jouw moeder wankelde. Dat wat het leven haar bracht heeft ervoor gezorgd dat ze nooit haar evenwicht heeft kunnen vinden. Toen zij vier maanden zwanger was van jou, was ze wanhopig. Herinneringen en gebeurtenissen uit haar vroege jeugd maakten dat het haar teveel werd. Niet geheelde emotionele wonden uit haar eigen kindertijd werden door de zwangerschap weer opengekrabd. Het deed teveel pijn. Ze probeerde jou te aborteren. Jullie overleefden het ternauwernood.
Nu ben je 8 en is de onrust in je lijf groter dan ooit. Er is zoveel gemis en de grote waarom-vraag kwelt je.
Je ouders vertellen je steeds weer dat jij heel welkom bent. Dat je zoveel te brengen hebt. Met je mooie opmerkingen, oneindig invoelingsvermogen en je zachte kracht. Ook vertellen zij jou dat jouw moeder teveel zorgen en verdriet had in haar hoofd waardoor zij bang was niet goed voor jou te kunnen zorgen. Je knikt dat je het begrijpt. Je lijf kan het niet voelen.
Op je rug lig je bij mij op de bank. Je ontspant onder mijn handen. Even denken je ouders en ik dat je in slaap gaat vallen en je totaal durft over te geven.
Dan rijdt er een auto voorbij. Er wordt getoeterd. Jij veert op en vraagt aan mij: wat gaan we nu doen?