Daar lopen we dan, jij (19) en ik. Ieder aan een kant van de landweg.
Anderhalve meter tussenruimte.
Je vertelt over je mood-swings, en dat je gek wordt van de verhalen over Corona. Je mist structuur en komt daardoor niet in actie. Ook word je gek van de gedachtes in je hoofd. Je verbeeldt het als een kluwen flikkerende, kerstlampjes die niet te ontwarren is. Het vele licht in je hoofd geeft je hoofdpijn en maakt je prikkelbaar. Je hebt geen idee wat er aan te doen, wil er ook niets aan doen. En eigenlijk ook weer wel.
Het stomme virus moet gewoon weg….
Al lopend kom je erachter dat de lampjes gevoelens zijn. Frustraties, zorgen, angst. Dit te beseffen lucht je op. Het voelt opeens als logisch en maakt dat je ermee kunt dealen. Stap voor stap ontwarren we de kluwen. Ontdek je dat je de lampjes aan en uit kunt zetten én dat een aantal niet uit te zetten is.
Ik zie je berusten. Je ontdekt dat ook dat oké is. Deze tijd is verwarrend en heftig. Alles is anders en voelt onveilig. In de war zijn hoort erbij en is best heel duidelijk.
Ik ben in de war. Net als zoveel anderen.