De bondingreflex ontstaat in een gezonde situatie 7 minuten tot een uur na de geboorte en wordt rond de achtste maand geïntegreerd.

Doel

De bondingreflex zorgt ervoor dat je kunt aarden in je eigen lijf. Het is de basisreflex van waaruit je je lichaamsdelen leert voelen en herkennen om ze vandaaruit te kunnen verbinden. Vanuit deze verbinding ontstaat een goede samenwerking/coördinatie tussen de lichaamsdelen onderling, en tussen het lijf en brein. De bondingreflex zorgt er zo voor dat ook het denken en het voelen in goede harmonie kunnen samenwerken.

Veiligheid bepaalt in hoge mate je functioneren: hoe je denkt, hoe je je voelt en hoe je doet. De basis voor deze veiligheid wordt mede gelegd aan de hand van de Bondingreflex.

kind schuilt bij zijn ouder

Hoe werkt de bondingreflex?

De Bondingreflex wordt in een gezonde situatie direct na de geboorte geïntegreerd. Om dit goed te laten verlopen zijn verschillende stappen noodzakelijk. Ouders en kind hebben na de geboorte geen eerste behoefte aan voedsel en slaap. Ze moeten elkaar kunnen voelen, horen en zien.  Daarnaast zijn de buikligging van de baby op de buik van de moeder en het aanmoedigen van drinken aan de borst belangrijk. Ook de gemoedstoestand van de ouders bepaalt mee of het kind zich veilig kan voelen: het moet ervaren dat het welkom is en er mag zijn.

  1. Voelen.
    De bondingreflex wordt aangezet door het huid-op-huid contact tussen moeder en kind. Door de fysieke aanraking wordt oxytocine aangemaakt. Een hormonale stof welke zorgt voor hechting, ontspanning en rust bij ouder en kind en de borstvoeding bij de moeder stimuleert. Oxytocine wordt ook wel het knuffelhormoon genoemd. Ideaal is wanneer de moeder (of vader) het kind direct na de geboorte vasthoudt, terwijl het op de buik van de moeder ligt. De druk van de armen van (één van) de ouder(s) zorgt voor een overbrugging tussen de druk die de baby in de baarmoeder heeft ervaren, en de nieuwe drukervaring op zijn lijf buiten de baarmoeder. Dit geeft niet alleen een gevoel van veiligheid, de baby ervaart zo ook zijn eigen lijf buiten de baarmoeder.
  1. Zien en horen:
    Door ervoor te zorgen dat de baby oogcontact kan maken met vader en moeder en door ervoor te zorgen dat hij ze ook kan horen leg je de eerste basis voor het kunnen leggen van contact met de buitenwereld.                                                                                                                                                              Hartslag: Wanneer de baby op de buik van de moeder ligt zal hij het geluid en het ritme van de hartslag van de moeder herkennen welke een vertrouwd zal gevoel geven.

  2. Motorische stimulans:
    Door buik-op-buikcontact wordt de crawlbeweging uitgelokt bij de baby. Elke gezonde pasgeboren baby heeft een overlevingsreflex, de crawlbeweging die ervoor zorgt dat hij uit de buik omhoog kan kruipen naar de borst van de moeder. Deze beweging activeert de kruislingse bewegingen. Het is een belangrijke aanzet tot verdere motorische ontwikkeling. (Vaak wordt bij pasgeboren baby s deze fase overgeslagen en de baby direct aan de borst van de moeder gelegd)
    Activeren zuig-slik reflex: Door de baby aan te moedigen uit de borst te drinken wordt de hand-mond motoriek, de slikreflex en de spijsvertering geactiveerd. Daarbij geeft het drinken uit de borst het gevoel van veiligheid en bescherming (zie ook oxytocine bij punt 1). De behoefte van de baby (voeding en veiligheid door bij moeder te zijn) worden bevredigd. Door de melkproductie komen er allerlei lichaamsgeuren vrij bij de moeder. De baby, die zo instinctief is, ruikt direct of moeder op haar gemak is, of spanning ervaart.

  3. Emotionele gevoelsoverdracht op energetisch nivo:
    Het pasgeboren kind is nog heel sensitief en reageert intuïtief. Zijn brein is nog niet uitontwikkeld en het kind kan niets anders dan de wereld ervaren aan de hand van zijn zintuigen, de figuurlijke voelsprieten. Jonge kinderen en zeker pasgeboren baby s voelen alles feilloos aan. Met dank aan de oerinstincten in het oerbrein. Om de hechting goed te laten verlopen is het van belang dat de baby kan voelen dat hij gewenst is en een vader en moeder heeft die vol vertrouwen het ouderschap in gaan en/of zich gesteund weten door hun omgeving.

Soms worden de basisbehoeften van een kind niet vervuld. Dan is bijvoorbeeld een ouder niet in staat om het kind genoeg liefde te geven of er is sprake van een minder veilige omgeving. Een niet natuurlijke bevalling of een verstoorde start na de bevalling (couveuse, operatie moeder, ziekte, verwarring bij één van de ouders, adoptie)kunnen er ook voor zorgen dat bij het kind en ouder(s) de hechting wordt verstoord. Al deze oorzaken kunnen ervoor zorgen dat de bondingreflex niet goed wordt geïntegreerd en hechtingsproblematiek veroorzaken.

Geboortetrauma s (als gevolg van een niet natuurlijke of zware bevalling) zijn vaak aan de orde bij het kind dat alle basisbehoeftes krijgt aangeboden maar niet in staat blijkt om deze te ontvangen.  Dit zijn bijvoorbeeld de kinderen die met hun ouders bij opvoedpoli s belanden omdat ze niet luisteren, geen regels accepteren, te passief zijn, niemand vertrouwen, geen innerlijke houvast hebben. De geboortetrauma s kunnen van het kind zelf zijn, het kan ook voorkomen dat een vader of moeder tijdens de bevalling van hun kind, de eigen niet prettig ervaren bevalling of eerste maanden van hun leven herbeleven, waardoor er verwarring en verdriet ontstaat. Dit herbeleven vindt vaak plaats op onbewust niveau. Ook dit kan een verstoorde bondingreflex in de hand werken omdat vader en/of moeder uit balans zijn.

Niet-geïntegreerde bonding reflex

Wanneer de bonding reflex niet goed integreert, zal er niet alleen een minder goede hechting ontstaan tussen ouders en kind. Het kind zal zich ook minder goed kunnen verbinden met zichzelf, op zowel fysiek als sociaal-emotioneel niveau.

Fysiek zie je een vertraagde motorische ontwikkeling omdat de verbinding/coördinatie tussen de lichaamsdelen verstoord is. Sociaal-emotioneel zie je de kenmerken passend bij het gemis aan basiszekerheid. Hoe deze zich uiten hangt af van de overlevingsstrategie welke het kind kiest, zijn persoonlijkheidskenmerken, de omgevingsfactoren en zijn eerdere (levens)ervaringen.

Bij het jonge kind uit zich dit vaak in:

  • ontroostbaar huilen
  • geen oogcontact maken
  • geen interesse in speelgoed en de omgeving
  • nooit genoeg melk hebben: ‘de baby drinkt zijn niet veilig voelen weg:  de zuig-slikreflex’
  • of juist hypetronie: gespannen lijfje en gebalde vuisten
  • geen geluid maken
  • trage ontwikkeling op alle gebieden
  • hypersensitief/overprikkeld licht, geluid, geur, tast (niet aangeraakt willen worden)
  • niet alleen willen zijn

Bij  het oudere kind uit zich dit vaak in:

  • wantrouwen
  • afzonderen
  • eet problematiek
  • het hebben van niet begrepen hoofdpijn of buikpijn
  • trage ontwikkeling op alle gebieden
  • veeleisend of juist zichzelf weg cijferen (om mensen ‘zeker’ te stellen)
  • weerstand tegen verandering
  • geen innerlijke rust/overprikkeld
  • angst voor het donker